Het begin - deel 3

(Izaya Mat en Tobi vaarde rustig over de zee in hun kleine bootje.)
Izaya:Is er al ergens een eiland?
Tobi:Nee, het volgende eiland kan nog wel een paar dagen duuren.
Mat:En we hebben bijna geen eten meer ook...
Izaya:Is Kiba al terug gekomen nadat we hem naar eten hebben laten zoeken?
Mat:Nee.
Tobi:Oh nee, iedereen pas op er komt een storm aan!
Izaya:De lucht ziet er anders nog heel goed uit.
(Toe kwamen er inees heel snel donkeren wolken aan.)
Izaya:... laat maar.
Mat:snel! Hou de boot goed vast!
Tobi:Ja!
Izaya:Wat! Kijk nouw 5 tornados en hele hogen golfen!
Mat:Dit gaat niet goed komen!
(De storm kwam dichter bij, en de drie werden weg gesluert.)
Tobi:Aaaaaaaaaaaaahh!
Mat:Aaaaaah!
Izaya:Aaaaaaaaaaah!

(Izaya werdt wakker.)
Izaya:W-waar ben ik?
(hij keek om zich heen, hij zag dat hij op een eiland lag.)
Izaya:Wat? Tobi! Mat! waar zijn ze?
(izaya stond op, en begon langs het strand te lopen.)
Izaya:Ze moeten ergens zijn.

(ondertussen bij Tobi, die al rond liep door het bos op het eiland.)
Tobi:Waar ben ik nu weer.
(Tobi keek rond en zag iets bewegen.)
Tobi:Wie is daar!
(Er gebeurde niets)
Bosjes:ssss*geritsel*
Tobi:Hone Hone No katana! Kom maar op!
(Tobi hoorde iets weg rennen en rende er achter aan.)
Tobi:Hey! Wacht!
persoon:Aaaaah!
Tobi dacht:Dat is een stem van een kind.
Kind:Aaaaah!
Tobi:Wacht jij!
(Het kind struikelde, Tobi rende er naar toe.)
Tobi:Oi Gaat het wel!
Kind:Au!
Tobi:Wie ben jij? Is er een dorpje in de buurt?
Kind:Ik ben Aruno, En ja er is een dorpje die kant op.
(Aruno wees naar het zuiden.)
Tobi:Oke,Ik ben tobi, gaat het met je?
Aruno:Ja nu wel.
Tobi:Oke kun je me naar dat dorp brengen? Mischien is mijn nakama daar.
Aruno:Euhm... Oke als je die katana weg doet.
(tobi liet zijn hone zwaard in zijn arm glijden.)
Aruno:Wow hoe dee je dat?!?
Tobi:Dat vertel ik je onderweg wel, oke?
(Aruno knikte.)

(ondertussen bij Mat)
Mat:Dat er hier een dorpje is...
(Mat keek rond in een dorpje.)
Mat:Zouden Izaya en Tobi Hier zijn of komen als ik hier blijf?
Een vrouw:Je vrienden komen hier wel als je even wacht.
Mat:Oh... Ik hoop het maar, Wie bent u?
De vrouw:Ik ben Nikuki.
Mat:Oke, hallo ik ben Mat.
Nikuki:Hoe zijn jij en je vrienden op die eiland beland?
Mat:We zaten in een storm, en werden alle kanten op gesleurt.
Nikuki:Maak je geen zorgen je vrienden kunnen hier elk moment zijn.
Mat:Hoe weet u dat?
Nikuki: Dat weet ik gewoon, Kijk daar komt mijn zoontje aruno met iemand aan.
Mat:Hey! Tobi!
Tobi:Mat!
Nikuki:Ik zei Het toch, en trouwens is deze vogel van jullie?
Mat: Kiba! wat doe jij hier.
Kiba: kraaa!

(onder tussen weer bij izaya.Die aan het rennen is.)
Izaya:Waarom moet de marine nou op dit eiland zijn.
(izaya werdt achter volgt door de marine.)
Izaya:ik vraag me af waar Tobi en Mat zijn.
De marine:AAAAH!!!
Izaya:zal ik ze slaan, Moet maar.
(Izaya stopte met rennen en draaide zich om.)
Izaya: Paras Paras No Burokku!
(Izaya had zijn katana gepakt.)
De Marine:Aaaaah!!!!
(De marine sprong op Izaya.)
Izaya:Paras Spikes!
(De marines vlogen weg en Izayas katana was ineens een stok met stekels.)
Izaya:Zo, Laat ik maar door lopen.
(Iets later toen izaya veder was gelopen.)
Izaya:Hey een dorpje, Mischien zijn Mat en Tobi daar!
(Izaya renden naar het dorpje.)
Tobi:Hey Izaya!
Izaya: Hey jongens! Ik heb jullie lopen zoeken.
Mat:Wij jou ook.
izaya:Maar we moeten hier weg.
Mat:Hoezo?
Izaya:De marine zit achter me aan...
Tobi:Wat! laten we aan Nikuki vraagen of ze ergens een boot hebben.
Izaya:Wie is Nikuki?
Mat:Iemand op die eiland.
Tobi:Ja met haar zoontje Aruno.
Izaya:Oke, Laten we dat dan maar vragen.
(Even later bij het huis van Nikuki.)
Nikuki:Oh zijn jullie er weer en wie is dat?
Izaya:Ik ben Izaya, Hun vriend.
Nikuki:Oke en wat doen jullie hier?
Mat:We kwamen vragen of u ergens een bootje heeft?
Nikuki:Euhm... Ik heb geen boot maar ik weet wel een plek waar je er een kan krijgen.
Tobi:Ah en waar is dat dan?
Nikuki: loop deze straat uit en dan loop je tegen het huis aan vraagt het aan de man die daar woont.
Mat:Oke bedankt, Doei!
Izaya en Tobi:Doei!
Nikuki:doei!
(Terwijl ze naar het huis lopen)
Mat:Maar waar was je egelijk Izaya?
Izaya:Ik lag ergens op het strand, en begon te lopen toen was daar een groepje mariniers, maar ik dacht dat ze me niet zouden herekenen dus bleef ik door lopen.
Tobi:En toen?
Izaya:Nou om de een of andere reden herkende ze me en kwamen ze me achter aan, toen heb maar met ze gevochten en toen kwam ik hier in dit dorpje uit.
Mat:Achja maar waarom herkende ze jou? Je hebt geen Wanted Poster...
Tobi:Nouja, maar we zijn er!
(Mat klopte op de deur, en er deed een man open.)
De Man:Wat moeten jullie!?!
Mat:We kwamen vragen of u een boot voor ons heeft?
De man:Ik heb wel een boot maar hebben jullie beli?
Tobi:Dat hadden we wel voordat we met de storm mee gingen...
izaya:Op het strand hab ik wat zakjes met beli van ons gevonden.
Mat:Ik ook een.
Tobi:oh das mooi!
De man:Mijn naam is Rarusu, Jullie willen een klein bootje toch?
Izaya:Ja en ik ben Izaya Dat is Mat en dit is Tobi.
Rarusu:Een kleine boot is maar 40 beli, En zotezien hebben jullie wel meer.
Mat:Ah dank u hier is 40 beli.
Rarusu:dank je, volg mij maar naar de boot.
Tobi:Oke!
(eenmaal achter bij het water.)
Rarusu:Kijk eens hier een boot.
Mat:Dank u.
Izaya:Dan nemen we die mee.
Rarusu:Wie van jullie is de navigator?
Tobi:Ikke.
Rarusu:Oke, Hier is een kaart, voor naar de grand line.
Mat:Hoe weet u dat we naar de grand line gaan.
Rarusu:Juliie zijn piraten toch?
Izaya:Hoe...
Rarusa:Nou dan! Ga voor dat de marine er is!
(Mat Tobi en Izaya keeken Rarusu aan en daar na keeken ze naar elkaar.)
Izaya:oke dan, SET SAIL!!!

(lees verder in deel 4)